En langzaamaan, veelal zonder me ervan bewust te zijn, is het licht een beetje naar de achtergrond geschoven. Bedolven onder persco’s en besmettingsaantallen, sluiting van het yogacentrum en online lessen met Zoom, verbouwingen en opruimingen, presidentsverkiezingen in Amerika en onthoofdingen in Frankrijk.
Een vreemd besef is dat, dat je eigenlijk alleen maar verlangt naar het Licht, het Licht in jezelf en het Licht in de wereld, en dat wat je dan tegenkomt haar tegendeel is.
Gisterenavond las ik een tekst die me even helemaal met de beide beentjes naar de wondere wereld van Sri Aurobindo en de Moeder bracht. Het was een omschrijving van Nolini Kanta Gupta over een gebeurtenis op 24 november 1926. Nolini Kanta Gupta was een discipel van Sri Aurobindo die, laten we maar zeggen, op de eerste rang zat als getuige van het werk van Sri Aurobindo. Hij beschrijft hoe op die bewuste dag alle sadhaks bij elkaar geroepen werden door de Moeder.
“We gingen zitten voor Sri Aurobindo en de Moeder, die ons aankeken. De hele scene en atmosfeer waren gehuld in een hemels halo. Sri Aurobindo hield zijn linkerhand boven het hoofd van de Moeder en zijn rechterhand werd zegenend naar ons uitgestrekt. Alles was stil en kalm, ernstig en verwachtingsvol. We stonden een voor een op en bogen voor de voeten van Sri Aurobindo en de Moeder. Na een tijdje gingen ze allebei naar binnen.”
Kort na deze dag die Siddhi-dag genoemd zou worden, trok Sri Aurobindo zich terug uit het dagelijkse contact met zijn discipelen en gaf de Moeder de leiding over hun zorg.

Waarom trof het me zo over deze gebeurtenis te lezen?
Wellicht omdat het contrast met mijn eigen huidige leven zo groot is. Volstrekt ondergedompeld in de aardse modder, zo doet het zich aan me voor. En dan maar proberen die vlam in het hart te blijven ervaren en je daar aan vasthouden.
Ik ken Sri Aurobindo van zijn voor mij vaak veel te moeilijke geschriften, van de zeldzame foto’s die er van hem zijn gemaakt en natuurlijk de verhalen die over hem zijn verteld. Ik ken hem van de Savitri Readings en de compacte meditatieve toestand waarin deze me brachten. En soms, op sommige hele donkere momenten, dan hou ik me vast aan de simpele wetenschap dat hij hier was op aarde. Zoals de Moeder prachtig verwoordde na haar eerste ontmoeting met Sri Aurobindo:
“Het doet er weinig toe dat er duizenden wezens zijn die in de grootste onwetendheid zijn ondergedompeld. Hij die we gisteren zagen, is op aarde; zijn aanwezigheid is voldoende om te bewijzen dat er een dag zal komen waarop duisternis zal worden omgezet in licht, en uw rijk  inderdaad op aarde gevestigd zal worden.”

Het lezen van de gebeurtenis op die 24e november in 1926 bracht een soort unheimisch gevoel in me teweeg. Ik besloot verder te lezen in het Avontuur van het bewustzijn, waar ik precies was aangekomen bij het hoofdstuk: De eenheid. Soms, wanneer je iets leest, krijg je een bepaald inzicht, en soms zijn er momenten dat je ook de directe ervaring krijgt. En op dat soort momenten – besef of ervaring – vallen alle puzzelstukjes op z’n plek. In mijn geval had ik nog niet de ervaring, maar wel een diep besef dat aan de ervaring grensde. En dat besef was geen groots inzicht om later met anderen te willen delen, het had niets te maken met verrijking of groei, het was eerder het tegendeel.
Het besef van een onvoorstelbaar niet-weten, ik ervoer een duizelingwekkende onwetendheid tegenover een oneindigheid vol van betekenis. Oneindig klein en volstrekt onbetekenend vind ik mezelf terug. En die ontdekking geeft me vreemd genoeg een onbeschrijflijk gevoel van vrijheid.

Soerya, 15 november 2020